Joep is dood



1 januari 0001

Al jaren kwam zij op het spreekuur voor pessariumcontrole. Ruim tachtig was zij, maar nog zeer helder en kordaat. Elke zes maanden vernam ik uit haar mond weer een nieuwe gebeurtenis uit het dorp, waar zij vandaan kwam. Gewillig en belangstellend leende ik mijn oor. Meestal waren het kleine dingen, soms iets wat voor haar van grote betekenis was of wat veel indruk op haar had gemaakt. Op deze manier waren haar bezoekjes aan mij voor haar niet vervelend. Zij leek er zelfs soms naar uit te zien, zeker nu zij sinds enkele jaren alleen woonde, omdat zij haar echtgenoot naar het verpleeghuis had moeten laten gaan. Hij was dement geworden en kon thuis niet meer door haar worden verzorgd. Ik las de aantekening, die ik daarvan eerder in de status had gemaakt.

Terwijl ik na het onderzoek mijn bevindingen in de status noteerde, nam zij weer plaats tegenover mij. Toen ik klaar was, keek zij mij aan en begon plots te huilen. Op mijn vraag, of er iets ernstigs was gebeurd, antwoordde zij snikkend: “Joep is dood”. Ik condoleerde haar en vroeg of zij bij het overlijden aanwezig was geweest. Dat was inderdaad het geval. Hij was in haar armen ingeslapen. Hij had niet geleden en het had ook maar kort geduurd. Eigenlijk had zij het zelfs wel een mooi einde gevonden, zo’n zachte dood. Maar zij zou hem wel erg missen, vooral bij de dagelijkse wandelingetjes. Iedereen in de buurt kende hem immers.

Zij droogde haar tranen en stond kordaat op. “U moet ook weer verder, dokter”, zei zij. Ik gaf haar een hand en wenste haar nogmaals sterkte met het grote verlies. In de deuropening namen wij afscheid en voor zij de gang van de polikliniek inliep, zei zij: “Zij moesten voor mensen ook van die spuitjes hebben, net als voor Joep”. Pas toen realiseerde ik mij, dat ik haar met de dood van haar trouwe viervoeter had gecondoleerd en niet met het overlijden van haar demente man!

Jan van der Avoort, gynaecoloog